1/102
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
se déplacer
zich verplaatsen
le trafic
het verkeer
aller à
gaan naar
retourner
terugkeren naar
traverser la frontière
de grens oversteken
se promener
wandelen
la promenade
de wandeling
marcher, la marche à pied
stappen, het stappen
faire demi-tour
rechtsomkeer maken
porter un gilet fluo
een fluohesje dragen
aménager des pistes cyclables
fietspaden aanleggen
acheter / prendre un ticket
een ticket kopen / nemen
la station de métro
het metrostation
le quai
het perron
les lignes directes / les correspondances
de rechtstreekse verbindingen, de aansluitingen
les plaintes des usagers sont fréquents
de klachten van de passagiers zijn frequent
une voiture
een auto / wagen
une voiture autonome
een zelfrijdende auto
le réseau routier est saturé
het wegennetwerk is verzadigd
une file
een file, een opstopping
il faut éviter les travaux
men moet de werken vermijden
s’affaisser
instorten
un affaissement
een instorting
la route s’est affaissée
de weg is ingestort
l’Eurotunnel
de tunnel onder het kanaal